In groep 5 spelen de tafels een belangrijke rol. Het is immers het jaar waarin kinderen het tafeldiploma moeten halen. De tafels van 1 tot en met 12 moeten feilloos worden opgenoemd om dat felbegeerde papiertje te bemachtigen.
Als ouder wil je natuurlijk graag dat je kind het tafeldiploma in de wacht sleept. Met deze 5 spelletjes kom je dan ook een heel eind.
#1 Dobbelen
Zorg voor twee dobbelstenen, waarbij je op één dobbelstenen de getallen 7, 8, 9 en 10 toevoegt in plaats van de 1, 2, 3 en 5. Dit kun je doen door stickertjes over de oogjes te plakken. Ook kun je natuurlijk dobbelstenen kopen met meer vlakken (tot en met 12 zou helemaal goed zijn!).
Nu is het simpel: dobbel en vermenigvuldig de twee getallen die er liggen.
Om het spel meer uit te bouwen kun je de antwoorden van deze tafels op een papiertje schrijven. Wie een tafel gooit mag het antwoord pakken. Wie heeft uiteindelijk de meeste antwoorden?
#2 Tafelbingo
Geef je kind een blad met 16 vakjes. In elk vakje heb je een antwoord uit de tafels van 1 tot en met 12 geschreven. Noem willekeurig een tafel en laat je kind het antwoord wegkrassen. Wanneer heeft je kind een hele rij of volle kaart?
Draai het spel ook om en laat je kind de tafels benoemen!
#3 Tafelklapper
Spreek een tafel af en laat je kind van 0 tot 100 tellen. Klap een aantal keer bij een getal. Bijvoorbeeld bij 24 en bij 36. Als je kind weet bij welke tafel jij klapt, mag hij of zij het zeggen. Is het goed? Draai dan de beurt!
Tip: let erop dat je niet bij de eerste getallen al direct verraadt om welke tafel het gaat!
#4 Tafels oefenen met kaartspel
Neem een setje speelkaarten en schud deze. Verdeel de tafels over twee personen (of meer spelers). Om de beurt leggen twee spelers een kaart op tafel (ben je met zijn drieën, dan met de klok mee). Wie heeft de getallen het eerst goed vermenigvuldigd? Die krijgt beide kaarten.
Tip: de heer kan 13 punten waard zijn, de vrouw 12 punten, de boer 11 punten en de A’s 1. De Joker houdt in dat je de hele tafel op moet noemen van het getal dat ernaast ligt.
Dus: Jantien gooit de 6 op en Peter de 8. Peter roept “8 x 6 = 48” en wint de stapel. Jantien gooit 9 op en Peter de Joker. Jantien begint met de tafel van 9 op te dreunen en heeft deze goed, wint beide kaarten.
#5 Kaarten en dobbelen
Voor dit spel heb je zowel een kaarstpel nodig (alleen de getallen en de A’s die voor 1 staan) als de twee dobbelstenen uit spel 1 (liefst 2 dobbelstenen met 1 tot en met 10 erop).
Leg de 40 speelkaarten willekeurige in rijen van 8 op de tafel. Als je kleur en troef buiten beschouwing laat liggen er dus steeds 5 rijen van 8 kaarten op tafel.
Dobbel met de dobbelsteen en vermenigvuldig het aantal ogen. Kijk of het antwoord tussen de kaarten liggen.
Bijvoorbeeld:
Op de eerste rij liggen de getallen 8, 7, 6, 2, 4, 8, 9 en 1.
Jantien dobbelt 6 en 4, wat 24 maakt. De getallen 2 en 4 liggen inderdaad naast elkaar en mag zij dus wegpakken. Schuif de kaarten dan tegen elkaar aan en speel door tot alle kaarten weg zijn. Wanneer er nog maar 4 kaarten op een rij liggen, worden deze bij een andere rij aangeschoven (of er wordt één nieuwe rij van 8 gevormd door twee rijen van 4).
Heb jij nog leuke ideeën om de tafels te oefenen? Laat dan een reactie achter en help andere ouders!